Spelregels in begrijpelijke taal

Dankzij duidelijke spelregels verloopt een tenniswedstrijd sportiever, dus leuker!

We leggen de belangrijkste spelregels op een eenvoudige manier uit. Zo kun jij je spelregelkennis vergroten. En je zult merken: hoe beter je de regels kent, hoe meer plezier je beleeft aan het tennissen!

Correct gedrag

De regel is dat je je ‘correct’ gedraagt op de tennisbaan. Maar wat houdt dat precies in?

  • Je moet schone kleding dragen, die bedoeld is voor tennis. Wat hieronder wordt verstaan zet de KNLTB elk jaar op zijn website.
  • Je moet specifieke tennisschoenen dragen die de baan niet kapotmaken. Voor gravel moet de zool vlak zijn met een ingewerkt profiel.
  • Als tijdens de competitie de aanvoerder van de ontvangende ploeg, scheidsrechter of competitieleider heeft aangegeven dat de wedstrijd kan beginnen, moet je binnen 15 minuten op de baan staan.
  • Als bij een toernooi de leiding aangeeft dat je kunt beginnen, moet je op de baan staan binnen het aantal minuten dat in de toernooibepalingen staat.

Incorrect gedrag

Om je te kunnen gedragen zoals het hoort, is het handig te weten hoe het niet moet. Je mag niet:

  • tijdrekken. Tussen de punten mogen maximaal 20 seconden zitten, tijdens de wissel mag maximaal 90 seconden gerust worden.
  • vloeken, schelden en onbehoorlijke taal uitslaan.
  • obscene gebaren maken.
  • gooien met je racket (ook niet stuiteren).
  • expres iets op de tennisbaan kapotmaken, zoals je racket, het net, de baan of scheidsrechtersstoel.
  • expres een bal wegtrappen, -gooien of -slaan. Zeker niet als je daarmee mensen in gevaar brengt.
  • mensen bedreigen, ongewenst aanraken, molesteren of bespugen.
  • onsportief zijn. Dit houdt onder meer in dat respect toont voor je tegenstander, dat je luistert naar de scheidsrechter en dat je niemand op of langs het veld beledigt.

Ongeschreven regels

Naast de regels die in de boekjes staan, heb je ook etiquette: ongeschreven regels over sportiviteit, aandacht en beleefdheid. Hoe zorg je ervoor dat je een sociale tennisser en/of toeschouwer bent?

  • Zorg dat de lijnen goed zichtbaar zijn voor je tegenstander.
  • Haal de ballen die in het veld liggen, steeds weg.
  • Als je de bal uit geeft, zorg dan dat de tegenstander dat goed hoort.
  • Als je twijfelt of een bal van je tegenstander in of uit is, geef hem dan in.
  • Respecteer je tegenstander als hij een bal uit geeft; hij staat er dichterbij dan jij.
  • De serveerder houdt hardop de stand bij.
  • Rol een bal die van een baan naast je komt, veilig terug naar de achterkant en niet direct naar een speler, tenzij hij hierom vraagt.
  • Word niet boos op je dubbelpartner of teamgenoten; wees positief en moedig elkaar aan.
  • Praat niet te hard langs het veld.
  • Loop niet achter de baan langs tijdens een punt en passeer zo snel mogelijk als een punt gespeeld is.

Wat kan je doen?

Als je speelt zonder scheidsrechter zal het lastig zijn om een tegenstander te corrigeren, die zich onfatsoenlijk gedraagt. Je kunt in dat geval de toernooi- of competitieleider erbij roepen. Hij/zij kan vertellen wat de regels zijn van het Strafpuntensysteem (SPS) die gebruikt worden bij officiële wedstrijden. De speler die zich daarin niet houdt aan de tijdregels, zich hinderlijk of onfatsoenlijk gedraagt of zich stiekem laat coachen, krijgt bij de eerste overtreding een waarschuwing. Bij de tweede volgt puntverlies, bij de derde overtreding spelverlies en bij elke daarop volgende gedragsovertreding beslist de hoofdscheidsrechter of wedstrijdleiding of er nogmaals spelverlies of diskwalificatie volgt.

Regels op alle baansoorten

Als er meningsverschillen ontstaan en er is geen scheidsrechter, zijn de spelers er verantwoordelijk voor dat het niet uit de hand loopt. Rustig blijven en respect tonen helpen daarbij. Andere regels zijn:

  • jij bent verantwoordelijk voor de beslissingen aan jouw kant van het net, de tegenstander aan zijn kant.
  • je roept meteen ‘uit’ of ‘fout’ als de bal de grond buiten de lijn raakt, zo luid dat de tegenstander het goed kan horen.
  • bij twijfel geef je je tegenstander het voordeel: je speelt door als je er niet zeker van bent dat de bal uit is.
  • als je een bal uit geeft en maar je bedenkt meteen dat die toch in was, wordt het punt de eerste keer overgespeeld, tenzij de bal voor jou onbereikbaar was (scorend punt). Dan is het punt voor je tegenstander. Bij elke volgende bal die je onterecht uit geeft, verlies je meteen het punt.
  • De serveerder meldt voor iedere eerste service de stand.
  • Als je er met de tegenstander niet uitkomt, kun je de toernooi- of competitieleider erbij roepen.

Aanvullende regels op gravel

Als je een wedstrijd op gravel speelt of andere baansoort waarop balafdrukken te zien zijn (Canada Tenn en French Court), zijn er extra regels.

  • Je mag alleen de balafdruk van de laatste slag controleren.
  • Je mag de afdruk ook nog controleren als je de bal in een reflex terugslaat, maar ondertussen wel aangeeft dat je de rally wilt stoppen.
  • Bij twijfel kun je je tegenstander vragen de afdruk aan te wijzen. Je mag naar de andere kant lopen om de afdruk te bekijken. Maar je mag geen andere balafdruk aanwijzen!
  • Als je een balafdruk uitveegt, geef je daarmee het punt aan je tegenstander.
  • Als je een bal uit geeft, moet je, onder normale omstandigheden, de afdruk kunnen aanwijzen.

Het speelveld

Er zijn veel aantallen centimeters te noemen over onder meer het veld, het net, de netband en de enkelspelpaaltjes. Maar we noemen alleen de belangrijkste. En voor de zekerheid: de namen van alle lijnen.

  • Het speelveld is rechthoekig en 23,77 meter lang. Bij het enkelspel is de breedte 8,23 meter (zonder tramrails), bij de dubbel 10,97 meter (met tramrails).
  • De afmetingen zijn inclusief de lijnen, die horen bij het veld. Een bal die de lijn raakt is dus in.
  • Het net moet in het midden 91,4 centimeter hoog zijn.
  • Enkelspelpaaltjes die het net ondersteunen, moeten 91,4 centimeter (3 voet) buiten het enkelspelveld staan: gemeten van de buitenkant van de lijn tot het midden van de paal.
  • Achterste lijn = achterlijn of baseline (4).
  • Streepje op de achterlijn = het middenmerk (7).
  • Lijn in het midden evenwijdig aan de achterlijn = servicelijn (5).
  • Lijn die de servicevakken verdeelt = middenservicelijn (6).
  • Lijn aan de zijkant = zijlijn (2 en 3).
  • Zijlijnen van het enkel- en dubbelspel samen = tramrails (9).
  • Het net (1) verdeelt de speelhelften en er zijn twee servicevakken (8) aan elke kant.

Reclame

Regels over reclame zijn voor jou belangrijk zodra je last hebt van die reclame. Wat mag wel en wat niet?

  • Reclame op het net mag alleen helemaal aan de zijkant of onderaan. En het mag zelfs daar niet, als je last hebt van de reclame, bijvoorbeeld omdat je de bal niet goed kunt zien.
  • Reclame en afbeeldingen zijn verder toegestaan achter en aan de zijkanten van de baan en op de baan buiten de lijnen. Ook hier geldt dat je op geen enkele manier gehinderd mag worden door de reclame. Zo mag de reclame achter de baan niet wit, geel of een andere lichte kleur hebben.
  • Reclame is nooit toegestaan op het speelveld, dus binnen de lijnen.

Vaste hindernissen

Buiten het speelveld zijn heel wat obstakels die betrokken kunnen raken in het spel doordat een bal die obstakels raakt. Vaste hindernissen zijn alle obstakels rond en boven de baan, zoals de netpalen, de scheidsrechtersstoel, het scorebord en de tribune. Maar ook personen die op de baan aanwezig moeten zijn (scheids- en lijnrechters, ballenrapers) en toeschouwers, worden gerekend tot vaste obstakels.

Wanneer krijgt wie het punt?

Als jouw bal een vaste hindernis raakt na de stuit aan de andere kant, win je het punt. Als dat gebeurt voor de stuit, verlies je het punt. In het dubbelspel zijn de netpalen deel van het net en géén vaste hindernis. Een bal die via de netpaal in gaat, telt, maar niet als de bal tegen het telbordje gaat dat op de netpaal is bevestigd. Als je een enkel speelt met enkelspelpaaltjes, dan zijn de netpalen en het deel van het net tussen de netpalen en enkelspelpaaltjes geen onderdeel van het net en dus wèl een vaste hindernis. Als je dan een bal via de vaste netpaal in slaat, is het punt voor je tegenstander. Als je een bal via het enkelspelpaaltje slaat, is het punt wel voor jou.


De bal

Tijdens officiële toernooien en de competitie gelden de volgende regels:

  • de ballen moeten geel of wit zijn;
  • je hoort vooraf van de toernooileiding of je met 2, 3, 4 of 6 ballen speelt;
  • vooraf moet duidelijk zijn of er nieuwe ballen komen en zo ja, wanneer. Meestal is dit aan het begin van een nieuwe set;
  • als een bal kapot gaat tijdens de rally, speel je het punt opnieuw;
  • als een bal zacht is aan het einde van een rally, speel je het punt niet over.

Het racket

Een racket dat je in de winkel koopt en laat bespannen zal vrijwel altijd voldoen aan de eisen.

Hier moet je wel op letten:

  • je racket mag niet langer zijn dan 73,7 cm en niet breder dan 31,75 cm.
  • het slagoppervlak mag niet langer zijn dan 39,4 cm en niet breder dan 29,2 cm.
  • je mag alleen voorwerpen of uitsteeksels aan je racket vastmaken, die slijtage of trilling tegengaan. Deze voorwerpen mogen niet te groot zijn.
  • plaats een demper alleen buiten het patroon van gekruiste snaren, dus óf onderin óf bovenin óf aan de zijkant(en).
  • gebruik niet meer dan twee typen snaren voor een bespanning.
  • het patroon van de snaren moet zoveel mogelijk gelijk zijn. De snaren mogen in het midden dus niet dichter bij elkaar staan dan aan de buitenkant.
  • als je een snaar kapotslaat tijdens de rally, mag je het punt niet overspelen. Je mag wel, voor zo lang dat gaat, doorspelen.
  • je mag tijdens een rally niet wisselen van racket.
  • je mag geen batterij of andere energiebron in je racket bouwen.

In de game, set en tiebreak

In de game noem je altijd de punten van de serveerder eerst. De telling is als volgt:

Eerste punt = 15
Tweede punt = 30
Derde punt = 40
Vierde punt = Game

Als jij en je tegenstander allebei drie punten hebben (40-40), zeg je 40-gelijk of deuce. Het volgende punt levert dan geen game op, maar voordeel. Als je daarna het punt wint, win je de game. Verlies je het punt, dan is het weer gelijk (of deuce).

In de set tel je met 1,2,3, etc. Als je als eerste 6 games hebt, win je de set maar je moet met 2 games verschil winnen. Bij 6-5 heb je dus nog niet gewonnen! Je speelt dan nog een game. Win je die, dan win je de set met 7-5. Verlies je 'm dan speel je bij 6-6 een tiebreak.

De tiebreak kent een aantal lastige regeltjes. Neem ze goed in je op, want ze komen zeker van pas als je de volgende keer een tiebreak speelt en je tegenstander niet precies weet hoe het zit.

  • Je speelt een tiebreak als het in de set 6-6 staat.
  • In de tiebreak tel je gewoon met 1, 2, 3, etc. Als je als eerste 7 punten hebt, heb je de tiebreak gewonnen. Er moet wel een verschil van minimaal 2 punten zijn.
  • Bij 7-6 speel je door totdat er 2 punten verschil is.
  • Je begint met één servicebeurt. Daarna heeft je tegenstander twee servicebeurten. Vervolgens serveer je om de beurt twee keer.
  • In de dubbel hou je de volgorde van de serveerders aan zoals die in de set was.
  • Als je bent begonnen in de tiebreak, begint je tegenstander in de volgende set.
  • Je wint de wedstrijd als je twee sets hebt gewonnen.

Andere tellingen

Soms beslissen toernooileidingen of de tennisbond dat er op een andere manier geteld wordt. Dit zijn de mogelijkheden.

Beslissend Punt Systeem in de game

  • Het punt dat bij 40-gelijk wordt gespeeld, is beslissend. Er is dus geen voor- of nadeel. Als je het punt wint, win je de game.
  • Als ontvanger kies je aan welke kant je de service wilt krijgen, rechts of links.
  • In de dubbel kies je als ontvangende partij ook voor een kant, maar je mag onderling niet van plek wisselen.
  • In de mix heb je geen keuze: de man serveert op de man, de vrouw op de vrouw. Ook hier mag je als ontvanger niet onderling wisselen van plek.

Afwijkende telling in een set

  • De voordeelset: je wint de set als je als eerste 6 games hebt, met 2 games verschil. Zolang dat verschil er niet is, speel je door.
  • Korte set: je wint de set als je als eerste 4 games hebt, met 2 games verschil. Bij 4-4 speel je een tiebreak.
  • Beslissende wedstrijdtiebreak: bij 1-1 in sets speel je een tiebreak in plaats van een derde set om de wedstrijd te beslissen.
  • Beslissende wedstrijdtiebreak van 10 punten: bij 1-1 in sets speel je een tiebreak in plaats van een derde set om de wedstrijd te beslissen. Deze tiebreak gaat tot 10 punten in plaats van tot 7.

In een beslissende wedstrijdtijdbreak mag je in de dubbel de volgorde van serveren binnen je team veranderen (net zoals aan het begin van elke set).

Voor een beslissende wedstrijdtiebreak mogen geen nieuwe ballen gebruikt worden.

Van speelhelft wisselen

  • Je wisselt van speelhelft bij elke oneven game (1-0, 2-1, 5-2, etc).
  • Na een set wissel je alleen bij een oneven game. Bij een even game wissel je bij 1-0 in de volgende set.
  • In een tiebreak wissel je na elke 6 punten.

Tossracket

Een bekende vraag voor tennissers: heb jij een tossracket? Zo’n racket heb je als je bijvoorbeeld een pijltje op het handvatplaatje hebt staan. De etiquette van de toss is als volgt:

als je dit tossracket heb, vraag je aan je tegenstander of hij kiest voor het pijltje naar rechts of naar links. Je laat het racket draaien en als het stilligt, laat je zien naar welke kant het pijltje wijst en wie de toss dus gewonnen heeft.

Let op: de regel is dat je tosst voordat je gaat inspelen!

Kiezen

Als je de toss gewonnen hebt, mag je bepalen:

  • of je begint met serveren of ontvangen. Je tegenstander kiest dan de kant waar hij wil beginnen.
  • aan welke kant je wilt beginnen. Je tegenstander kiest dan of hij begint met serveren of ontvangen.
  • dat je tegenstander een keuze maakt.

Als je om wat voor reden dan ook stopt met inspelen en later weer op de baan komt, blijft de toss geldig. Wel mag jij of je tegenstander een nieuwe keuze maken.


Vooral bij het serveren en ontvangen in de dubbel moet je opletten. De volgorde binnen het team is belangrijk.

Serveren

  • Je serveert om de beurt. In de enkel en in de dubbel. Als jij in de dubbel begint met serveren in de eerste game, serveert een van je tegenstanders in de tweede game, jouw partner in de derde game en de andere tegenstander in de vierde game. De volgorde hou je in de set aan.
  • De gekozen volgorde hou je ook in de tiebreak aan.
  • De volgorde binnen het team mag je aan het begin van een nieuwe set veranderen.

Ontvangen

  • Je ontvangt ook om de beurt. Als jij begint met ontvangen (op rechts), dan ontvangt je partner de tweede bal (op links). Deze volgorde hou je in de set aan. Je mag dus niet van plek wisselen.
  • Bij het begin van een nieuwe set mag je de volgorde aanpassen en van plek wisselen.

Algemeen

  • Als ontvanger mag je overal staan. Dus ook buiten de lijnen.
  • Je mag niet in je eentje tegen een dubbelteam spelen.
  • Je serveert pas als de ontvanger klaarstaat. De ontvanger mag daar niet te lang over doen.
  • Als de ontvanger jouw service fout terugslaat (uit of in het net) en daarná zegt dat hij niet klaar stond, is hij te laat. Dan is het punt voor jou.

Algemeen

Allereerst een paar algemene regels over de service.

  • Je begint altijd vanaf rechts te serveren en daarna vanaf links.
  • In de tiebreak begin je het eerste punt ook vanaf rechts. Maar let op: daarna gaat de servicebeurt naar je tegenstander en die serveert zijn eerste service vanaf links!
  • Je serveert met je voeten achter de achterlijn en tussen het middenmerk en de zijlijn van het enkelspel (in de enkel) of van het dubbelspel (in de dubbel).
  • De bal mag niet stuiten voor je ’m slaat.
  • Je mag één of beide voeten van de grond hebben tijdens de slag.
  • Je serveert diagonaal in het servicevak van je tegenstander.
  • Als je eerste service fout is, mag je een tweede service slaan.

Voetfout

‘Voetfout’. Je hoort het een scheidsrechter weleens zeggen bij de profspelers. Er zijn verschillende bewegingen die voetfout opleveren. Hier staan ze op een rij.

  • Je mag niet lopen, hoewel kleine bewegingen van de voeten wel zijn toegestaan.
  • Je mag niet met je voet de achterlijn raken of in het speelveld staan.
  • Je mag niet met je voet buiten de (denkbeeldige) zijlijnen stappen.

Deze drie regels gelden ‘tijdens de servicebeweging’. Deze begint op het moment dat je de bal opgooit of je racket naar achteren doet tot het moment dat je de bal raakt. Je mag dus wel in het veld stappen nadat je de bal geraakt hebt.

Foute service

Je service is fout als:

  • je voetfout maakt.
  • je naar de bal slaat en die mist.
  • de bal een vaste hindernis, enkelspelpaaltje of netpaal raakt. Ook als de bal alsnog in gaat, is het een foute service (dus geen let).
  • de bal jou raakt, je partner of het racket van je partner.

Als je de bal opgooit en besluit ‘m niet te slaan, mag je de bal opvangen met je hand of racket. Dit is geen foute service.


Een let betekent dat het punt opnieuw wordt gespeeld. Wanneer gebeurt dat?

  • Als je servicebal de netband raakt en in is.
  • Als je servicebal de netband raakt en daarna, dus voor de stuit, een tegenstander of zijn racket.
  • Als je tegenstander aangeeft dat hij nog niet klaarstond, terwijl jij serveerde.
  • Als jij en je tegenstander samen niet kunnen vaststellen of een bal in of uit is.
  • Als je tijdens de rally gehinderd wordt door iets waar jij en je tegenstander niets aan kunnen doen, bijvoorbeeld als een bal de baan op komt rollen of als je met de bal een vogel raakt. Je speelt dan het hele punt over; je begint met een eerste service.

Je hebt géén recht op een let als je bijvoorbeeld gehinderd wordt door een bal op jouw baanhelft, die daar al lag voor het punt begon.


Goede ballen

Wanneer is een bal goed en moet je doorspelen?

  • Als een bal via het net, de enkelspelpaaltjes (in de enkel) of de netpalen (in de dubbel) in gaat. Let op: een service die via een netpaal of enkelspelpaaltje in gaat is fout!
  • Als een bal over het net komt en weer terugdraait of -waait. Je mag dan over het net reiken en de bal terugslaan. Maar je mag het net of de andere speelhelft niet raken met je lichaam of racket!
  • Als je een bal buiten de netpalen om slaat.
  • Als je, in het enkelspel, een bal door het gat tussen de netpalen en het net door slaat, zonder iets te raken.
  • Als je racket over het net komt nadat je een bal hebt geslagen.
  • Als je een bal raakt die aan de andere kant in het veld stilligt. Je speelt dan gewoon door, tenzij niet meer duidelijk met welke bal je de rally speelde. Dan speel je een let. Kan je tegenstander de bal niet terugslaan omdat die wegspringt, dan is het punt voor jou.
  • Als je buiten het speelveld staat en een bal, die hoogstwaarschijnlijk uit zal gaan, voor de stuit terugslaat, moet je doorspelen.

Foute ballen

Wanneer verlies je het punt?

  • Als je je eerste en tweede service fout slaat.
  • Als je de bal twee keer laat stuiten op jouw speelhelft.
  • Als de bal bij het terugslaan eerst stuit op je eigen speelhelft.
  • Als jouw geslagen bal voor de stuit een vaste hindernis raakt.
  • Als je de bal opzettelijk ‘draagt’ of opvangt op je racket, of meerdere keren raakt.
  • Als je lichaam, kleding of racket het net, de netpalen, enkelspelpaaltjes of andere speelhelft raakt, tijdens de rally.
  • Als je de bal slaat voordat die over het net is gegaan.
  • Als de bal jou raakt, ook als je buiten de lijnen staat en de bal nog niet gestuit heeft. Let op: als een servicebal via het net gaat en voor de stuit jou raakt, is het een let.
  • Als de bal jouw racket raakt terwijl je dat niet in je hand hebt.
  • Als je opzettelijk de vorm van je racket verandert tijdens de rally.
  • Als je, in een dubbel, allebei de bal raakt.

Rusten

Er gelden voor en tijdens de wedstrijd regels voor het maximaal aantal minuten van inspelen en rusten.

  • De inspeeltijd is maximaal 5 minuten. Toernooileidingen kunnen hiervan afwijken.
  • Tussen twee punten mag je maximaal 20 seconden de tijd nemen, tijdens de wissel na twee games 90 seconden en tussen twee sets mag je maximaal 2 minuten rusten.
  • Na de eerste game in een set is er geen rustpauze.
  • Tijdens de wisselingen van speelhelft in de tiebreak zijn er ook geen rustmomenten.

Extra tijd

Er zijn bijzondere situaties waarvoor je extra tijd mag nemen. Het mag alleen niet te lang duren allemaal.

  • Als er iets gebeurt met je kleding, schoenen, bril, contactlenzen, haar, etc. zonder dat je daar iets aan kunt doen, mag je dat herstellen. Je mag ook de tijd nemen om andere kleding of schoenen aan te doen als dat nodig is.
  • Als je ergens last van hebt, heb je recht op één medische onderbreking van 3 minuten.
  • Toernooiorganisaties mogen een rustperiode van maximaal 10 minuten toestaan na de tweede set (bij wedstrijden om twee gewonnen sets). Dit moet wel vooraf aangekondigd worden.

Medische onderbreking

Je mag alleen om een medische onderbreking vragen voor een blessure/kwaal die op de baan is ontstaan of erger is geworden. Ook als er bloed is, mag je om hulp vragen en bij kramp mag je je laten masseren. Je mag je niet laten behandelen:

  • als je een blessure hebt die op de baan niet goed kan worden behandeld;
  • voor een blessure die al voor de wedstrijd aanwezig was en niet is verergerd door het spel;
  • bij algehele uitputting;
  • met een injectie.

Je mag maar één keer voor dezelfde blessure behandeld worden.


Onderbrekingen

Je mag de baan af om naar de wc te gaan of, als het om meisjes/vrouwen gaat, om andere kleding aan te doen. Hier zijn wel regels aan verbonden.

  • Je mag alleen tijdens een setpauze naar de wc of andere kleding aandoen. Deze pauze mag niet voor iets anders, bijvoorbeeld coachen of je waterfles vullen gebruikt worden.
  • De meisjes/vrouwen hebben tijdens de hele wedstrijd (inclusief inspelen) recht op twee onderbrekingen, de jongens/mannen één.
  • In een dubbel heb je als team recht op twee onderbrekingen.
  • Overigens mag je de baan ook tijdens de wisselingen van speelhelft en tijdens de setpauze verlaten (om bijvoorbeeld naar de wc te gaan). Maar dan moet je binnen de tijd terug zijn, dus binnen 90 seconden bij speelhelftwisseling en binnen 2 minuten bij setpauze.

Als er iets aan de hand is waardoor je vaker naar het toilet moet kunnen of als je als meisje/vrouw andere redenen hebt waarom je dringend de baan moet kunnen verlaten, kun je voor de wedstrijd contact opnemen met de competitie- of toernooileider. Als hij toestemming geeft, moet hij je tegenstander daarover inlichten.


Tijdrekken

Als je speelt zonder scheidsrechter zal het lastig zijn om een tegenstander te corrigeren, die voortdurend tijdrekt. Je kunt in dat geval de toernooi- of competitieleider erbij roepen. Hij/zij kan vertellen wat de regels zijn van het Strafpuntensysteem (SPS) die gebruikt worden bij officiële wedstrijden. De speler die zich daarin niet houdt aan de tijdregels, zich hinderlijk of onfatsoenlijk gedraagt of zich stiekem laat coachen, krijgt bij de eerste overtreding een waarschuwing. Bij de tweede volgt puntverlies, bij de derde overtreding spelverlies en bij elke daarop volgende gedragsovertreding beslist de hoofdscheidsrechter of wedstrijdleiding of er nogmaals spelverlies of diskwalificatie volgt.


Expres

Als je tegenstander jou tijdens een rally opzettelijk hindert, win jij het punt. In de volgende gevallen is er sprake van opzettelijk hinderen.

  • Schreeuwen als je tegenstander de bal gaat slaan.
  • Onnodig bij het net heen en weer springen.
  • Het trekken van gekke bekken of het maken van wilde bewegingen als je tegenstander de bal gaat slaan.
  • Stampen op de grond, alsof je oploopt.
  • Vlak voor de service van je tegenstander overdreven bewegen op de kruising van de twee servicevakken als netspeler in de dubbel.
  • Met opzet twee ballen opgooien voor de service.
  • Steeds onnodig terugslaan van duidelijk foute eerste services.

Als je speelt zonder scheidsrechter zal het lastig zijn om een tegenstander te corrigeren, die expres hindert. Je kunt in dat geval de toernooi- of competitieleider erbij roepen. Hij/zij kan vertellen wat de regels zijn van het Strafpuntensysteem (SPS) die gebruikt worden bij officiële wedstrijden. De speler die zich daarin niet houdt aan de tijdregels, zich hinderlijk of onfatsoenlijk gedraagt of zich stiekem laat coachen, krijgt bij de eerste overtreding een waarschuwing. Bij de tweede volgt puntverlies en bij de derde overtreding verliest hij de hele wedstrijd.


Niet expres

Je speelt het punt over als de hinder niet expres is, bijvoorbeeld als tijdens de rally een bal uit je broekzak valt of je pet afwaait. Als dit een tweede keer gebeurt, wordt het wel gezien als opzettelijke hinder en is het punt voor je tegenstander. Degene die de hinder veroorzaakt (expres of niet), heeft nooit recht op een let.

Alleen als je zelf ergens hinder van hebt, leg je het spel stil. Dus niet als je denkt dat je tegenstander ergens last van heeft. Dan verlies je namelijk het punt.

Als je een eerste service in het net hebt geslagen en de bal blijft stilliggen op jouw speelhelft, dan mag je die bal weghalen. Als datzelfde gebeurt als jouw tegenstander serveert, mag je hem ook vragen de bal weg te halen.
 


Hinder van buitenaf

Als je gehinderd wordt door iets waar je zelf echt niets aan kunt doen, speel je een let. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een bal van een andere baan het speelveld op komt rollen of als er een papiertje over de baan waait.

Let op: lawaai door het publiek en 'uit' roepen door toeschouwers is geen hinder. Je moet dan gewoon doorspelen.
 


Dubbel

In een dubbel mag je tijdens de service als partner van de serveerder én ontvanger overal staan, maar ook dan mag je je tegenstanders niet hinderen.


De basisregel is dat alle punten die gespeeld zijn voor je de fout ontdekt, gewoon tellen. De andere regels zijn als volgt.

Verkeerde speelhelft

  • Als je ontdekt dat je aan de verkeerde kant serveert, dan moet je meteen aan de goede kant gaan staan. Aan de stand verandert niets; je speelt door met de stand die er is.
  • Als je na een foute eerste service ontdekt dat je verkeerd staat, ga je naar de andere speelhelft en daar speel je een tweede service.

Niet aan de beurt

  • Als jij serveert en je ontdekt dat je tegenstander of partner aan de beurt is, dan moet de speler die eigenlijk had moeten serveren, de service meteen overnemen. Aan de stand verandert niets.
  • Als jij een hele game hebt geserveerd terwijl je niet aan de beurt was, dan blijft die game geldig. Het serveren gaat dan door in de nieuwe, logische volgorde.
  • Als je tijdens een tiebreak serveert en je ontdekt dat je tegenstander of partner aan de beurt is, dan moet degene die eigenlijk had moeten serveren, de service meteen overnemen àls de punten bij elkaar opgeteld even zijn. Als het oneven is, verandert de volgorde van serveren.
  • Voorbeeld: het staat 2-2 in de tiebreak. Jij staat klaar voor de service en ontdekt dat je tegenstander aan de beurt is en dat je al één punt onterecht hebt geserveerd. Dan neemt je tegenstander de service over voor één punt (3-2). Daarna serveer jij weer twee keer. Als dit gebeurt bij een stand van 3-2 en je dus twee onterechte servicebeurten hebt gehad, dan speel je gewoon door: je tegenstander serveert twee keer.
  • Als je na een foute eerste service ontdekt dat je partner aan de beurt is, dan moet hij beginnen met een tweede service. Als je tegenstander de service overneemt, mag hij beginnen met een eerste service.

Aan de verkeerde kant ontvangen

  • Als je in de dubbel steeds op links ontvangt en je staat in een game per ongeluk rechts, dan maak je die game af op rechts. Daarna ontvang je weer gewoon op links.

Tiebreakset of voordeelset?

  • Als je bij 6-6 begint met een tiebreak terwijl was afgesproken dat er een voordeelset gespeeld zou worden (doorspelen tot er twee games verschil zijn), herstel je dat meteen als er slechts één punt is gespeeld. Als je begonnen bent met het tweede punt, ga je door met de tiebreak.
  • Als je bij 6-6 begint met een normale game (voordeelset) terwijl een tiebreak was afgesproken, dan begin je alsnog met de tiebreak als er slechts één punt is gespeeld. Als je met het tweede punt begonnen bent, moet de set doorgaan als een voordeelset.

Laatste set beslissende tiebreak

  • Als je de laatste set begint met een gewone game terwijl er afgesproken was dat die set een beslissende wedstrijdtiebreak zou zijn, begin je alsnog met de tiebreak als er slechts één punt is gespeeld.
  • Als je begonnen bent met het tweede punt, gaat de set door met gewone games. De eerste speler die drie games wint met twee games verschil, wint de set. Als het 2-2 staat, speel je een tiebreak.
  • Als je pas in de vijfde game ontdekt dat je een wedstrijdtiebreak had moeten spelen, dan speel je een tiebreakset (de eerste die 6 games heeft met twee games verschil wint, bij 6-6 een tiebreak).

Een scheidsrechter kan hulp hebben van lijn- en netrechters. Wat zijn de taken van wie en wat doet de toernooileider?
  • De scheidsrechter beslist over de dingen die hij ziet op de baan. Hij bepaalt of een bal in of uit is, daar kun je niet tegenin gaan. Als je het niet eens bent met zijn uitleg over waarom hij een regel toepast, mag je de toernooileider of hoofdscheidsrechter erbij roepen. Daarover neemt hij de definitieve beslissing.
  • Als een lijnrechter niet kan beslissen, moet hij dit aangeven. Dan moet de scheidsrechter beslissen. Als geen enkele official een beslissing kan nemen, wordt er een let gespeeld.

Overrulen

  • Lijn- en netrechters hebben hun eigen taak (in/uit, netbal, voetfout). De scheidsrechter mag een lijn- of netrechter overrulen (corrigeren) als hij er zeker van is dat die een duidelijke fout maakt. Dit moet hij wel meteen doen als de fout gemaakt wordt, niet aan het einde van het punt.
  • Een scheidsrechter mag nooit overrulen na protest van een speler.
  • Een lijnrechter mag ook zelf zijn beslissing herstellen, zelfs nadat de scheidsrechter de stand al heeft uitgesproken. Maar niet na protest van een speler.
  • Als een scheids- of lijnrechter uit roept maar toch ziet dat de bal in is, moet het punt worden overgespeeld als een van de spelers last had van die call. Als er geen hinder was, is het punt voor degene die sloeg.

Spel stoppen

  • De scheidsrechter mag het spel stilleggen als hij dat noodzakelijk vindt. De toernooileider of hoofdscheidsrechter mag het spel ook stilleggen omdat het te donker wordt of vanwege slechte weers- of baanomstandigheden.
  • Als het spel moet stoppen omdat het te donker wordt, gebeurt dit aan het eind van een set of bij een even aantal games. De wedstrijd start weer bij dezelfde stand en de spelers moeten op dezelfde plek staan.

Coachen betekent advies geven aan een speler, hoorbaar of zichtbaar. Wanneer mag dat?
  • Alleen bij teamevenementen waar een teamcaptain op de baan zit. Bij alle andere wedstrijden is coachen niet toegestaan.
  • Tijdens de wissel na twee games en tijdens de setpauze. Niet tijdens de wissel in de tiebreak.

Als een coach iets tegen een speler zegt in een taal die de scheidsrechter niet verstaat, gaat de scheidsrechter ervan uit dat het om coaching gaat en geeft hij een waarschuwing.


Wat kan je doen?

Als je speelt zonder scheidsrechter zal het lastig zijn om een tegenstander te corrigeren, die gecoacht wordt terwijl dat niet mag. Je kunt in dat geval de toernooi- of competitieleider erbij roepen. Hij/zij kan vertellen wat de regels zijn van het Strafpuntensysteem (SPS) die gebruikt worden bij officiële wedstrijden. De speler die zich daarin niet houdt aan de tijdregels, zich hinderlijk of onfatsoenlijk gedraagt of zich stiekem laat coachen, krijgt bij de eerste overtreding een waarschuwing. Bij de tweede volgt puntverlies en bij de derde overtreding verliest hij de hele wedstrijd.


Uitzonderingen op de regel

In het rolstoeltennis gelden de gewone spelregels maar er zijn een paar uitzonderingen.

  • Je mag de bal mag twee keer laten stuiten. De tweede stuit mag ook buiten het veld.
  • Je rolstoel wordt gezien als deel van je lichaam. Daarom zijn alle regels over het lichaam ook van toepassingen op de rolstoel.
  • Vlak voordat je serveert, moet je stilstaan. Voordat je de bal slaat, mag je je rolstoel één duw geven.
  • Als je als Quad-speler (met beperking in armen of handen) de bal niet kunt opgooien voor een service, mag een ander dat doen. Je moet wel steeds dezelfde methode gebruiken.
  • Als je als rolstoelspeler tegenover een valide tennisser staat, gelden voor jou de regels voor rolstoeltennis en voor je tegenstander de gewone spelregels.

Je verliest het punt als:

  • je de bal drie keer laat stuiten.
  • je je voet of been gebruikt als rem of stabilisator terwijl je serveert, de bal slaat of draait/stopt tijdens de rally.
  • je niet met minstens één bil contact houdt met je rolstoel als je de bal slaat.
  • je je rolstoel met je voet voortbeweegt. Als je vanwege je handicap je rolstoel niet via het wiel kunt voortbewegen, mag dat wel, met één voet.
  • je met je voet de grond raakt tijdens het naar voren zwaaien van je racket en het raken van de bal.
  • je met je voet de grond raakt tijdens de servicebeweging totdat je de bal raakt.

Banen en ballen

Bij Rood (6-9 jaar), Oranje (8-11 jaar) en Groen (10-12 jaar) speel je op banen van verschillende afmetingen en voor elke fase is er een andere soort bal.

  • Bij Rood speel je op een kwart baan, in de breedte.
  • Bij Rood is het net lager dan normaal, 80 centimeter (in plaats van 91,4 centimeter).
  • Bij Rood speel je met een zachte (foam)bal.
  • Bij Oranje speel je op een driekwartbaan; het veld is tot 18 meter ingekort.
  • Bij Oranje speel je met lichtere en zachtere ballen dan de gele wedstrijdbal.
  • Bij Groen speel je op een hele baan, met een langzamere bal dan de gele wedstrijdbal.

Spelregels

Veel regels bij de Tenniskids-wedstrijden zijn hetzelfde als bij het gelebaltennis. Zo mag je twee keer serveren tijdens een servicebeurt, je mag ook onderhands serveren (als de bal maar niet eerst op de grond stuit), de bal mag in de rally maar één keer stuiten en moet binnen de lijnen geslagen worden.

Ook alle regels over sportief gedrag zijn hetzelfde, dus schelden, met je racket gooien of je tegenstander expres afleiden, mag niet. Maar dat spreekt eigenlijk voor zich.

De uitzonderingen zitten ‘m vooral in de telling. Hier staan ze op een rij:

  • Bij Rood bestaat de wedstrijd uit één tiebreak tot de 7. Wie het eerste 7 punten heeft, heeft gewonnen (7-6 is einde partij).
  • Bij Rood geldt de enkelspelzijlijn als servicelijn, in de rally geldt de dubbelspelzijlijn als achterlijn.
  • Bij Rood speel je nog geen dubbels.
  • Bij Oranje speel je om twee gewonnen tiebreaks tot 7 punten. Je kunt alleen een tiebreak winnen met 2 punten verschil; bij 7-6 speel je dus door.
  • Bij Rood serveer je om de beurt.
  • Bij Oranje begin je met één servicebeurt. Daarna heeft je tegenstander twee servicebeurten. Vervolgens serveer je om de beurt twee keer.
  • Bij Groen speel je 2 sets om 4 gewonnen games (bijvoorbeeld 4-2 of 5-3).
  • Bij 4-4 in de set speel je een tiebreak tot 7 punten (met een verschil van 2 punten).
  • Als het 1-1 in sets staat, speel je een beslissende tiebreak tot 7 punten (met een verschil van 2 punten).
  • Bij Groen geldt het Beslissend Punt Systeem: bij 40-40 levert het winnende punt de game op.
  • Tot slot nog een groot verschil met het gelebaltennis bij Rood, Oranje en Groen spelen de jongens en meisjes gewoon door en tegen elkaar.

BRON en inspiratie via: https://www.tennismasterz.nl/spelregels/